Bamboe – Algemeen


Wat is bamboe

Bamboe vormt een groep van planten die behoren tot de familie van de Gramineae of te wel de grassen. Ze onderscheiden zich van andere grassen door de structuur van de stengels of ook wel halmen genoemd, de lengte van de stengels en het zeer bijzondere bloeigedrag. Een bamboe bestaat uit rizomen, stengels of halmen, zijtakken, bladeren en bloemen.

Wortelstokken
Bij bamboe komen verschillende soorten wortelstelsels voor. De verschillende soorten zijn sympodiaal ook wel polvormend genoemd , monopodiaal ook wel kruipend genoemd en amfipodiale wortelstelsels ook wel semi-polvormend genoemd. Polvormende (sympodiale) bamboes hebben wortelstokken met korte segmenten en wortelknopen die dicht bij elkaar liggen. De wortelstokken groeien uit tot halmen en komen niet ver van de oude halmen uit de grond. Vanuit de wortelknopen worden weer nieuwe wortelstokken gemaakt en die op hun buurt weer tot stengels zullen uitgroeien. De wortelstok is aan de basis een stuk smaller en heeft geen knopen, dit stuk wordt de wortelhals genoemd. Vanuit dit stuk zullen geen nieuwe wortelstokken of wortels gemaakt worden. Alle soorten die dit wortelstelsel hebben worden polvormend genoemd al zijn er soorten waarbij de halmen soms meer dan 50 cm verderop uit de grond kunnen komen zoals bij Yushania soorten.

Kruipende (monopodiale) wortelstelsels komen het meeste voor bij bamboe en dit is ook de eigenschap dat veel mensen geen bamboe in de tuin durven te nemen. Bij verkeerd aanplanten of verkeerd onderhoud kan de bamboe al snel de hele tuin in beslag nemen. Kruipende bamboes zijn te herkennen aan de wortelstokken met een grotere afstand tussen de knopen en de segmenten waardoor de halmen ook ver uit elkaar kunnen liggen. De wortelstokken veranderen niet in een halm maar blijven ondergronds en vanuit de wortelknopen zullen nieuwe halmen gevormd worden. Deze nieuwe halmen kunnen veel dikker zijn dan de wortelstok waaruit deze gevormd wordt. Uiteindelijk zal het groeipunt van een wortelstok afsterven door kou of droogte en zullen later uit andere knopen weer nieuwe wortelstokken gevormd worden.
Semi-polvormende (Amfipodiale) groei bij bamboes zijn te herkennen doordat ze zowel kenmerken van sympodiale groei als monopodiale groei bezitten. Semiarundinaria fastuosa is hier een goed voorbeeld van. Vaak wordt er van Yushania soorten ook gezegd dat ze semi-polvormend zijn. Misschien lijkt dit wel zo maar als men naar de wortelstokken kijkt is het echt een polvormend soort met de duidelijke kenmerken hiervan.

Stengels/Halmen
Een nieuwe stengel, ook wel halm genoemd, ontwikkeld zich vanuit een wortelknoop onder de grond op de rizomen van de bamboe. Bij de polvormende soorten staan deze knopen dicht bij elkaar en bij de woekerende soorten staan ze verder uit elkaar. De nieuwe scheuten zijn vaak al in de herfst van het jaar ervoor gevormd en hebben in de zomer en herfst alle voedingsstoffen verzameld die ze nodig hebben om in het voorjaar met veel kracht uit de grond te voorschijn te komen en binnen enkele maanden al uit te groeien en af te harden. Deze nieuwe scheuten zijn ook het belangrijkste om soorten te kunnen determineren en van elkaar te kunnen onderscheiden doordat ze per soort uniek gekleurd kunnen zijn en een andere bouw kunnen hebben. Een nieuwe scheut bestaat uit het schutblad, de zich strekende internodiën en de knopen. Het schutblad beschermd het zich nog strekkende internodiën wanneer deze tijdens de groei nog erg kwetsbaar is. Het schutblad zit vast aan de knoop waar hij na het afvallen zijn kenmerkende litteken, de groef, achterlaat. De schutbladeren kunnen erg verschillend zijn door de plek waar ze aan de plant zitten. De schutbladeren aan de wortelstokken zijn een stuk sterker dan die aan de stengels zitten.
Verder bestaat het schutblad uit de schutbladschijf, het tongetje, oortjes en wimpers. De schutbladschijf ligt onderaan een halm altijd tegen de halm aan en hoe verder naar boven staat het schutbladschijf vaak naar buiten of zelfs naar beneden. Het gedeelte tussen het schutblad en het schutbladschijf wordt het tongetje genoemd. Het zorgt er voor dat water, insecten en andere dieren niet bij de nieuwe halm kunnen komen om die te beschadigen. Aan beide zijkanten van het tongetje bevinden zich de oortjes. Aan het uiteinde van het tongetje en van de oortjes kunnen er haren zitten die wimpers genoemd worden. Deze wimpers versterken waarschijnlijk het beschermen van de halm.

De halm zelf is opgebouwd uit internodiën en knopen. De internodiën zijn de stukken stengel tussen de twee knopen. De knopen zijnte herkennen aan de verdikkingen op de halm. Meestal zijn de internodiën hol van binnen maar niet bij alle soorten is dit het geval. Op de knopen zitten de knoppen van waar uit de zijtakken kunnen groeien. Bij sommige soorten is er aan de kant van de zijtakken op de internodiën een platte kant waarneembaar al dan niet over de hele lengte van de internodiën. Dit platte stuk wordt de sulcus genoemd en ontstaat doordat de knop uitgroeit tot zijtak die al onder het schutblad wordt gevormd. Deze sulcus heeft bij sommige soorten en variëteiten een afwijkende kleur. De knoop zelf bestaat uit drie delen. Het litteken van het schutblad is het laagste gedeelte van de knoop. Het bovenste gedeelte van de knoop is de uitstulpende ring die bij Chimonobambusa timidinoda duidelijk uitsteekt maar bij andere soorten (bijna) cilindrisch is met de internodiën. Tussen het litteken en de uitstulpende ring binden zich de knoppen die kunnen uitgroeien tot de zijtakken. Er zijn soorten met maar één knop maar er zijn ook soorten met meerdere knoppen.

Zijtakken
Zijtakken en halmen zijn eigenlijk precies hetzelfde van opbouw. Alleen de internodiën zijn korter en de schutbladeren blijven wat langer zitten. Aan het einde van de zijtakken vormen zich de bladeren. De tussenliggende knopen maken vaak ook weer zijtakken die ook aan het einde weer bladeren hebben. Het hangt een beetje aan de hoeveelheid licht af of een bamboe veel zijtakken en bladeren zal maken. Een plek die nauwelijks licht krijgt zal weinig bladeren en zijtakken maken.

Bladeren
Bladeren lijken heel sterk op schutbladeren. Een blad bestaat uit de bladschede, de bladsteel en het bladschijf. De bladeren hebben duidelijke bladstelen wat erg belangrijk is bij slecht weer als regen, sneeuw en wind waardoor het veerkrachtig is en niet snel afbreekt. Daarbij helpt het ook om zich tot het licht te richten en zich te kunnen draaien. De overgang van bladsteel naar bladschede heeft dezelfde wimpers die er voor zorgen dat er geen water de bladschede in kan lopen en zo rotting kan ontstaan.

Ieder blad gaat ongeveer 2 jaar mee al is dit natuurlijk afhankelijk van de standplaats en de weersomstandigheden. Een plant op een gunstige plek zal ook meer blad hebben dan een plant op een ongunstige plek. Sommige bamboes kunnen zich met behulp van hun blad zich weren tegen slechte weersomstandigheden. Ze kunnen bij felle zon of bij erge kou hun bladeren oprollen (krimp) om zo het verdampingsoppervlakte te verkleinen. Fargesia nitida is hier een goed voorbeeld van.

Bij veel soorten bamboe is er tesselatie aanwezig in de bladeren. Dat wil zeggen dat als je met een vergroot glas kijkt naar een bamboeblad dat je een soort mozaïek patroon ziet van verticale en horizontale lijnen. De verticale lijnen zijn de nerven en de horizontale zijn verbindingen tussen de nerven. In de regel is het zo dat hoe meer horizontale lijnen er in het blad zitten des te meer winterhard de bamboe is. Veel tropische soorten missen deze tesselatie dan ook.

Bloemen
De bloemen van bamboe worden bestoven door de wind. Dat wil dus zeggen dat ze geen prachtige kroonbladen hebben of een heerlijk geur om insecten te lokken. De meeldraden en stempels hangen ver uit de bloem waarna de wind de stuifmeelkorrels kan oppakken en als het goed is ze naar de stempels kan brengen van een andere bamboebloem. Doordat de bloemen geen uitbundige kleur nodig hebben zijn ze vaak groen, wit of doorzichtig van kleur. Verder is de bloem opgebouwd uit een vruchtbeginsel waar later het zaad uit zal groeien en het kaft wat het zaad en de tere bloemdelen beschermd tegen water, ongedierte en schimmels.

Bamboe in bloei
Bamboe is misschien nog wel het meest bekend om zijn bloei. “Als bamboe eenmaal bloeit, dan bloeit hij zichzelf dood” gedeeltelijk klopt dit wel en dat zal ik straks gaan uitleggen. Ook wordt er gezegd dat de met uitsterven bedreigde Reuzen Panda het zo moeilijk heeft door de diverse soorten bamboe die de laatste 30 jaar gebloeid hebben. Dit is ook niet waar. Het is eerder de schuld aan het ontbossen van gebieden waardoor het leefgebied van de Reuzen Panda versnipperd word en de Panda tijdens de bloei van bepaalde bamboe soorten niet naar een nieuw gebied toe kan trekken.

Bij bamboe zijn twee soorten bloei waar te nemen. De eerste is de sporadische bloei en de tweede is de volledige bloei.

Sporadische bloei
Bij sporadische bloei wilt het zeggen dat in een grote bamboe plant slechte enkele halmen of een enkele tak in bloei gaat. De oorzaak is hier nog niet van gevonden maar het komt regelmatig voor. Dit kan voor de bamboe absoluut geen kwaad en heeft geen nadelige gevolgen voor de bamboe. Er zijn bepaalde soorten bamboe waar alleen deze vorm van bloei bij voor komt. Die kennen dus geen volledige bloei. Het is per soort en per bloei verschillend of er ook echt zaden zijn te vinden na de bloei die je zou kunnen oogsten om een nieuwe generatie planten op te kweken of nieuwe vormen/klonen te selecteren. Soms is de sporadische bloei ook een voorbode dat het jaar erop de gehele plant in volledige bloei gaat!

Volledige bloei
Wanneer een bamboe volledig in bloei gaat zal hij zijn gewone bladeren laten vallen en zullen deze vervangen worden door de bloemen. Op deze manier hebben de stuifmeeldraden en de stempels alle ruimte om hun werk te doen. De bamboe oogt dan kaal en een beetje dor. Alle halmen en zijtakken zullen bij volledige bloei bloemen maken. Het meest bijzondere bij bamboe is dan ook dat vaak over de hele wereld hetzelfde soort, dezelfde kloon of dezelfde vorm tegelijk gaat bloeien. Zo begon in 2009 de bloei van Phyllostachys kwangsiensis en in 2010 waren wereldwijd alle planten in bloei. Deze bloei kan wel 2 tot 5 jaar aanhouden en voor sommige bamboe soorten betekend dit hun einde!
Bamboe soorten met korte wortelstokken en weinig ruimte om voeding reserves op te slaan (zoals Fargesia, Borinda, Himalayacalamus enz.) zijn na hun volledige bloei zo uitgeput dat ze afsterven en vanuit het zaad zal dan een nieuwe generatie van deze planten opgekweekt moeten worden.
Bij bamboe soorten met een groter wortelstelsel, en dus meer ruimte om een voedingsreserve op slaan, (zoals Pseudosasa, Phyllostachys, Pleioblastus enz.) zal de plant na de bloei zich vaak langzaam aan herstellen. Vaak komen er dan weer kleinere nieuwe scheuten en halmen terug en zal de plant in de aankomende jaren zich weer gaan herstellen. Ook als deze soorten gebloeid hebben zit er afhankelijk van de soort en ook van de bloei vaak wel zaad in. Deze zaden kunnen dan ook weer gezaaid worden om op zoek te gaan naar nieuwe vormen/klonen binnen het soort.
Na de bloei wilt het ook wel eens gebeuren dat er bij herstellende planten ineens nieuwe mutatie worden gevonden. Soms muteert een halm dan ineens naar een andere vorm. Zo is in Amerika na de bloei van Phyllostachys bambusoides ook de nieuwe vorm ‘Kawadana’. Misschien dus eens leuk je bloeiende plant gewoon te laten staan en te kijken wat er gebeurt…

Ook wilt het wel eens gebeuren dat als een kleine jonge plant, die net vermeerderd of verplant is, te droog wordt gehouden hij in bloei kan gaan. Dit betekent dan ook meestal zijn dood.